Historie onderwijs Wilhelminaoord – Frederiksoord

De oorsprong van het onderwijs in Wilhelminaoord en Frederiksoord voert terug naar de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid in 1818. Oprichter Johannes vd Bosch vond het een must dat kinderen van bewoners van de armenkoloniën goed onderwijs kregen. De eerste school staat er nog steeds. Naast het Buitencentrum staat een wit pand met rieten dak. Daar gingen de kinderen voor het eerst naar school

In het archief zijn verslagen terug te vinden van de kwaliteit van het onderwijs. Verder vind je verhalen terug van schoolmeesters die de ‘koloniekinderen’ les gaven. Op deze pagina kun je er meer over lezen.

Hoofdonderwijzer Martinus Uhl

(geschreven door Wil Schackmann en Wiecher Ponne)

Onderwijs in de Kolonie

Dat het koloniale onderwijs kwalitatief zo goed is, komt door twee dingen. De stichter van de koloniën, Johannes van den Bosch, heeft als doelstelling de armen niet alleen door arbeid uit hun ellende ‘op te beuren’ maar ook en vooral door onderwijs. Voor dat laatste maakt hij dankbaar gebruik van de persoonlijke inzet van de schoolmeester van Vledder. Jan Hessels van Wolda is pas midden twintig maar hij geeft al een aantal jaren les in Vledder en vanaf het moment dat de eerste kolonie wordt opgericht doet hij dat in zijn vrije uurtjes ook in Frederiksoord. Hij werkt keihard, wordt geroemd om de resultaten die hij boekt en hij kijkt vooruit.

De kolonies groeien, na Frederiksoord-2 volgt in 1820 Willemsoord, in 1821 Wilhelminaoord, in 1822 verrijst er een bedelaarsgesticht op de Ommerschans en 1823 en 1824 worden in Veenhuizen drie enorme gestichten gebouwd voor bedelaars en weeskinderen. Johannes van den Bosch is vast van plan om heel Drenthe vol te bouwen met hoeves en gestichten. En overal komen scholen.

Jan Hessels van Wolda schept vanaf het begin de voorwaarden waaronder het onderwijs met de koloniën mee kan groeien. Hij selecteert uit de kolonistenfamilies veelbelovende zonen en stelt die te werk als hulponderwijzer. Onderwijzeressen kwamen in die tijd, behalve op een incidentele naaischool, nog niet voor. Zoiets als een pedagogische academie bestond ook nog niet en wie een tijdje hulpmeester was geweest zonder al te grote brokken te maken, is daarna automatisch gekwalificeerd als leerkracht. Op die manier slaagt Jan Hessels van Wolda erin om de uitbreiding bij te benen en in elk van de kolonies een school te bemannen.

De eerste in 1819 door Van Wolda uitverkoren kolonistenzoon is de dan 14-jarige Jan Gerards, zoon van de in 1818 aangekomen proefkolonist Gerards uit Rotterdam. Een andere is Hendrik de Nekker, zoon van een in 1820 aangekomen kolonist uit ‘s Hertogenbosch. En weer een andere: Martinus Uhl.

Martinus Uhl schoolmeester

In 1824 wordt hij aangesteld als ‘ondermeester’ op de school in Wilhelminaoord. Daar krijgt hij werk en opleiding in één. Zijn mentor is Jacob Remmelts Booij, geboren in de omgeving (Hallencote), slechts vijf jaar ouder dan Martinus maar al een ervaren rot in het onderwijs.

Na een jaar krijgt Martinus zelfs zijn eigen schooltje. Ten noorden van Willemsoord ligt een tamelijk afgelegen stuk kolonie, dat in die tijd als kolonie 6 wordt aangeduid. Het lijkt de Maatschappij verstandiger als één meester daar naartoe gaat dan dat honderd leerlingen van daaruit naar Willemsoord gaan en een van de huisjes wordt daarom ingericht als bijschool. De hulpmeester die daar les gaf vertrekt in 1825 om hetzelfde te gaan doen in een net gereedgekomen weeskinderengesticht te Veenhuizen. Zijn plek op het bijschooltje Willemsoord-Steggerda wordt ingenomen door Martinus. Zelf woont hij nog bij zijn ouders in Frederiksoord-2, dus dat is elke dag 10 kilometer op en neer.

schooltje-wilhelminaoord